Milieuvergunning distributiecentrum Lidl
geplaatst 4-8-2013
De heer Feiter heeft in een zienswijze krachtig en goed beargumenteerd geprotesteerd tegen de milieuvergunning voor het distributiecentrum van de Lidl.
Aan: Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Weert.
De gemeenteraad van Weert.
Weert, 30 juli 2010.
Betreft: Zienswijzen met betrekking tot de aangevraagde Milieuvergunning en het bijbehorende Ontwerp besluit m.b.t. Lidl Nederland gelegen aan de Oude Graaf 16 in Weert.
Naar aanleiding van de ter visielegging van bovengenoemde stukken doen wij u de volgende opmerkingen en zienswijzen toekomen.
1. D.d. 5 juli 2010 ontvangt de gemeente een veranderingsaanvraag van de Lidl voor de reeds vergunde opslag voorzieningen aan de Oude Graaf. Deze aanvraag gaat vergezeld van een rapportage van adviesbureau Peutz waarin in bijlage II bronsterkte berekeningen zijn opgenomen voor de vaststelling van de plaatsgebonden risico contouren. Deze berekeningen zijn gedateerd 13 februari 2009! Aangezien de oprichtingsvergunning verleend is op 7 juli 2009, moet ver voor deze datum bekend geweest zijn dat men met een aanpassing van de oprichtingsvergunning bezig was.
In het kader van de externe veiligheid zal in het voortraject van de verandering gesproken moeten zijn over de risico''s en de consequenties voor de milieuvergunning (BRZO en Bevi verplichtingen). In het kader van de verantwoordingsplicht past dit overleg met de vergunning verlener. Kunt u aangegeven wanneer dit overleg heeft plaatsgevonden en de hierbij behorende stukken ter inzage geven. (Wob).
1. Op basis van de door de Lidl opgegeven uitgangspunten zijn de liggingen berekend van de plaatsgebonden risico contouren.
In artikel 12 van het Bevi staan een aantal aspecten vermeld waarmee inhoud gegeven kan worden aan de verantwoordingsplicht van de vergunning verlener. Ook in de rapportage van Peutz wordt melding gemaakt van de verantwoording door het bevoegd gezag m.b.t. het groepsrisico. Niet inzichtelijk en /of onduidelijk is, hoe deze verplichting in het vooroverleg gestalte heeft gekregen. (bv.: alternatieven, vermindering van opgeslagen hoeveelheden door betere logistieke maatregelen, preventie bij de bron, extra voorzieningen vanwege de aanwezigheid van vele duizenden bezoekers aan recreatieve voorzieningen in de directe omgeving etc. ). Kunt u aangegeven op welke wijze deze verplichtingen gestalte hebben gekregen en de hierbij behorende stukken ter inzage geven. (Wob).
1. Welke overwegingen hebben ertoe geleid dat de onder 2 genoemde uitgangspunten van Lidl representatief zijn voor de risico contouren. Na een uur bezwijken een aantal brandwerende voorzieningen of falen voorzieningen voor beperking van brand. De overwegingen en uitgangspunten zijn in de aanvraag niet genoemd en/ of onderbouwd. Zie ook art. 5.15 c van het IVB.
2. In de aanvraag wordt melding gemaakt van situering van de opslagen 1 t/m 6 aan de oostkant van het DC gebouw van Lidl. Dit is in de ontwerp vergunning overgenomen (NB onder 6.8.4 : "Opslag voorzieningen 1t/m6 zijn aan de oostgevel van het DC gelegen en daarmee goed bereikbaar".) Zoals uit bij de ter visielegging gevoegde tekeningen blijkt zijn de opslagvoorzieningen ondergebracht aan de westkant van het DC gebouw .
3. In de aanvraag wordt gemeld onder "Wijziging van de plattegrond van ruimten en overige bouwkundige voorzieningen'''' : "In het verlengde van opslag voorziening 7 is een extra brandcompartiment gecreëerd ..etc". Dit is zo ingevuld om in de toekomst, indien noodzakelijk (vgl . Lidl), de opslag gevaarlijke stoffen uit te breiden.
Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de opslagen reeds gerealiseerd zijn. Er wordt immers gesteld: "... is een extra brandcompartiment gecreëerd". De vraag is dan ook of de voorzieningen reeds getroffen zijn.
4. Noodplannen, werkinstructies en opleidingseisen van deskundigen ontbreken in de aanvraag.
In de ontwerpvergunning wordt slechts geëist dat deze voorzieningen er zijn. Gezien de aard van de inrichting (Pbzo plichtig) en de daaruit voortvloeiende verplichting om een preventiebeleid te voeren middels een veiligheidsbeheerssysteem had deze informatie onderdeel moeten uitmaken van de aanvraag en/of geconcretiseerd moeten zijn in de ontwerpvergunning.
1. In bijlage 1 van de aanvraag wordt melding gemaakt van het feit dat in de opslag voorzieningen 3 tot en met 6, tegelijkertijd met de opslag gevaarlijke stoffen, tevens niet gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Is er bij de bepaling van de risicocontouren rekening mee gehouden dat deze niet gevaarlijke stoffen (bv. plastic artikelen) o.a. grote hoeveelheden chloor en stikstof verbindingen kunnen bevatten. Zo is onder 6.8.3 van de ontwerp vergunning opgenomen dat bepaalde percentages van chloor, zwavel en stikstof in deze opslagen niet mogen worden overschreden, aan te tonen met berekeningen. Kan concreet worden aangegeven hoe dit in zijn werk gaat indien ook niet gevaarlijke stoffen hier worden opgeslagen.
2. Welke overwegingen hebben er aan ten grondslag gelegen om de opslagvoorzieningen 7 t/m 10 niet te voorzien van een automatisch blussysteem?
3. Over opslag voorziening 7 wordt onder 6.8.4 van de ontwerp vergunning gemeld dat deze door de aanwezigheid van een natte blusleiding goed bereikbaar is. Kunt u aangeven hoe deze bereikbaarheid bij een (beginnende) brand gerealiseerd wordt. Zijn de opslag hallen van het DC van Lidl voorzien van rook afzuiging of rookverdrijving via ontluchtingsluiken en worden deze automatisch in werking gesteld?
4. De opslagvoorzieningen 3 tot en met 6 worden voorzien van een automatisch schuimblussysteem. De lucht die gebruikt wordt voor het aanmaken van het schuim wordt van buiten gehaald. Werkt deze installatie ook bij temperaturen van – 15 C, en is dit proefondervindelijk vastgesteld?
1. Aan de te gebruiken stellingen in de opslagruimtes voor gevaarlijke stoffen worden eisen gesteld wat betreft stabiliteit en constructie. Kunt u aangeven hoelang deze constructies ingeval van een brand in stand blijven. Wordt hiermee bij het vaststellen van brandwerendheid van de hoofdconstructie en scheidingswanden rekening gehouden?
2. In de opslagen waarin minder dan 10 ton verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (opslag voorziening 8,9 en 10) schrijft u in de ontwerpvergunning voor de toepassing van lekbakken in geval de opslag (brandbare ) vloeistoffen bevat. Kunt u aangeven hoe deze voorzieningen zich gedragen ingeval van brand en brand blussing. Niet duidelijk is of deze voorzieningen ook gebruikt worden in de andere opslag ruimtes: onder 4.2.5 van de aanvraag wordt gemeld: "In het DC zal gebruik worden gemaakt van lekbakken met voldoende opslag capaciteit... etc."
3. Worden bij de verzending van de gevaarlijke stoffen de vrachtwagens rechtstreeks beladen vanuit de opslag gevaarlijke stoffen of vindt eerst de groupage van een zending plaats op locaties binnen het DC aan de Oude Graaf. Indien dit laatste het geval is, kunt u aangeven welke hoeveelheden van de gevaarlijke stoffen binnen het DC op enig moment maximaal buiten de daarvoor bestemde opslagen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, gereed voor verzending?
4. In rapport F18348-7-RA#002 wordt in pag. 5 gesteld dat uit de praktijk blijkt dat het aandeel brandbare drijfgassen 30 % van het totale gewicht is. Kan worden aangegeven op welke informatie dit gebaseerd is. Wordt er geen gebruik gemaakt van brandbare stoffen (bev.: minerale olie/ smeermiddelen etc.) in combinatie met deze drijfgassen?
5. De tekst op pag.18 van het onder punt 14 genoemde rapport is niet volledig en kan dus niet beoordeeld worden.
6. Door de ligging van de geplande opslag voorzieningen aan de westkant van het gebouw, zeer dicht bij het zwembad de IJzeren Man, Kinderpretland Weert, het Natuur en Milieucentrum, party centrum de Sluis en een aantal woningen aan de noordkant van de Kazernelaan, ontstaat voor deze kwetsbare locaties in alle gevallen bij brand een groot risico. Bij wind uit noord tot oost is voor bovenstaande locaties de enige ontsnappingsroute bij brand in het DC de Kazernelaan. Met een capaciteit van mogelijk enkele duizenden bezoekers aan deze recreatieve voorzieningen, kan dit bij een incident mogelijk niet beheersbare problemen opleveren. Niet inzichtelijk en /of onduidelijk is, op welke wijze in het vooroverleg naar deze kwetsbare bestemmingen is gekeken (bv.: logistieke maatregelen, extra voorzieningen etc. ). Kunt u aangegeven op welke wijze deze risico''s zijn besproken en de hierbij behorende stukken ter inzage geven. (Wob).
1. In het advies van de brandweer Limburg- Noord wordt gesteld dat de hulpdienstverlening in de regio ontoereikend is voor hulp groter dan Maatramp III(pag.3; pagina''s zijn in rapport zelf niet genummerd).
Geconcludeerd wordt aan de hand van tabel 2 onder het kopje Toekomstige situatie (pag.4 van rapport ) "Uit de analyse blijkt dat de hulpvraag bij een maatgevend incident overeenkomt met Maatramp 2. De hulpverleningscapaciteit is voldoende om aan deze hulpvraag te voldoen". Aangezien de basis van deze conclusie gevormd moet zijn door scenario''s voor het berekenen van de risicocontouren van advies bureau Peutz (zie vorige bovenstaande zienswijzen) is deze conclusies discutabel. (Overigens staat op pag. 4 nog een tekstverwerkingsfout.
1. In het masterplan Brandveiligheid Sprinklerinstallaties is op pag. 24 opgenomen een Bijlage B: Verklaring van geen bezwaar .
Handtekeningen voor Akkoord ontbreken van BoWoTo/Brandweer; Eigenaar /gebruiker; Inspectie-Instelling.
Conclusie:
Gezien
» Punt 1t/m 18 van deze zienswijze;
» de fouten en tekortkomingen in de aanvraag en de ontwerpvergunning,
» de niet onderbouwde keuze voor het scenario waarmee de risicocontouren zijn vastgesteld,
» de niet aantoonbaarheid van de verantwoording van het bevoegd gezag met betrekking tot het groepsrisico,
is niet onderbouwd dat de aanvraag voldoet aan hoofdstuk 5 van het IVB.
Daarnaast willen wij extra benadrukken dat door de ligging van de geplande opslag voorzieningen aan de westkant van het gebouw, zeer dicht bij het zwembad de IJzeren Man, Kinderpretland Weert, het Natuur en Milieucentrum, party centrum de Sluis en een aantal woningen aan de noordkant van de Kazernelaan, voor deze kwetsbare locaties in alle gevallen bij brand een groot risico ontstaat (ook als de conclusie is dat de kans op het ontstaan van brand zeer klein is). Bij wind uit noord tot oost is voor bovenstaande locaties de enige ontsnappingsroute bij brand, in het DC, de Kazernelaan. Met een bezetting van mogelijk enkele duizenden bezoekers aan de recreatieve voorzieningen, zou dit bij een incident niet beheersbare problemen kunnen opleveren.
We zijn dan ook van mening dat deze aanvraag niet in behandeling had mogen worden genomen.
Naar aanleiding van mijn zienswijze verzoeken wij u de milieuvergunning niet af te geven. Wij houden ons het recht voor deze zienswijze in een later stadium aan te vullen en/of te wijzigen. Voorts verzoek ik u ons in kennis te stellen over en te betrekken bij verdere besluitvorming.
Mocht u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen hebben, dan zijn we graag bereid dit toe te lichten.
Namens een aantal verontruste bewoners van de Kazernelaan,
A.J.J.M. Feiter
Ambachtenhof 12
6006 LX Weert
Aan: Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Weert.
De gemeenteraad van Weert.
Weert, 30 juli 2010.
Betreft: Zienswijzen met betrekking tot de aangevraagde Milieuvergunning en het bijbehorende Ontwerp besluit m.b.t. Lidl Nederland gelegen aan de Oude Graaf 16 in Weert.
Naar aanleiding van de ter visielegging van bovengenoemde stukken doen wij u de volgende opmerkingen en zienswijzen toekomen.
1. D.d. 5 juli 2010 ontvangt de gemeente een veranderingsaanvraag van de Lidl voor de reeds vergunde opslag voorzieningen aan de Oude Graaf. Deze aanvraag gaat vergezeld van een rapportage van adviesbureau Peutz waarin in bijlage II bronsterkte berekeningen zijn opgenomen voor de vaststelling van de plaatsgebonden risico contouren. Deze berekeningen zijn gedateerd 13 februari 2009! Aangezien de oprichtingsvergunning verleend is op 7 juli 2009, moet ver voor deze datum bekend geweest zijn dat men met een aanpassing van de oprichtingsvergunning bezig was.
In het kader van de externe veiligheid zal in het voortraject van de verandering gesproken moeten zijn over de risico''s en de consequenties voor de milieuvergunning (BRZO en Bevi verplichtingen). In het kader van de verantwoordingsplicht past dit overleg met de vergunning verlener. Kunt u aangegeven wanneer dit overleg heeft plaatsgevonden en de hierbij behorende stukken ter inzage geven. (Wob).
1. Op basis van de door de Lidl opgegeven uitgangspunten zijn de liggingen berekend van de plaatsgebonden risico contouren.
In artikel 12 van het Bevi staan een aantal aspecten vermeld waarmee inhoud gegeven kan worden aan de verantwoordingsplicht van de vergunning verlener. Ook in de rapportage van Peutz wordt melding gemaakt van de verantwoording door het bevoegd gezag m.b.t. het groepsrisico. Niet inzichtelijk en /of onduidelijk is, hoe deze verplichting in het vooroverleg gestalte heeft gekregen. (bv.: alternatieven, vermindering van opgeslagen hoeveelheden door betere logistieke maatregelen, preventie bij de bron, extra voorzieningen vanwege de aanwezigheid van vele duizenden bezoekers aan recreatieve voorzieningen in de directe omgeving etc. ). Kunt u aangegeven op welke wijze deze verplichtingen gestalte hebben gekregen en de hierbij behorende stukken ter inzage geven. (Wob).
1. Welke overwegingen hebben ertoe geleid dat de onder 2 genoemde uitgangspunten van Lidl representatief zijn voor de risico contouren. Na een uur bezwijken een aantal brandwerende voorzieningen of falen voorzieningen voor beperking van brand. De overwegingen en uitgangspunten zijn in de aanvraag niet genoemd en/ of onderbouwd. Zie ook art. 5.15 c van het IVB.
2. In de aanvraag wordt melding gemaakt van situering van de opslagen 1 t/m 6 aan de oostkant van het DC gebouw van Lidl. Dit is in de ontwerp vergunning overgenomen (NB onder 6.8.4 : "Opslag voorzieningen 1t/m6 zijn aan de oostgevel van het DC gelegen en daarmee goed bereikbaar".) Zoals uit bij de ter visielegging gevoegde tekeningen blijkt zijn de opslagvoorzieningen ondergebracht aan de westkant van het DC gebouw .
3. In de aanvraag wordt gemeld onder "Wijziging van de plattegrond van ruimten en overige bouwkundige voorzieningen'''' : "In het verlengde van opslag voorziening 7 is een extra brandcompartiment gecreëerd ..etc". Dit is zo ingevuld om in de toekomst, indien noodzakelijk (vgl . Lidl), de opslag gevaarlijke stoffen uit te breiden.
Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de opslagen reeds gerealiseerd zijn. Er wordt immers gesteld: "... is een extra brandcompartiment gecreëerd". De vraag is dan ook of de voorzieningen reeds getroffen zijn.
4. Noodplannen, werkinstructies en opleidingseisen van deskundigen ontbreken in de aanvraag.
In de ontwerpvergunning wordt slechts geëist dat deze voorzieningen er zijn. Gezien de aard van de inrichting (Pbzo plichtig) en de daaruit voortvloeiende verplichting om een preventiebeleid te voeren middels een veiligheidsbeheerssysteem had deze informatie onderdeel moeten uitmaken van de aanvraag en/of geconcretiseerd moeten zijn in de ontwerpvergunning.
1. In bijlage 1 van de aanvraag wordt melding gemaakt van het feit dat in de opslag voorzieningen 3 tot en met 6, tegelijkertijd met de opslag gevaarlijke stoffen, tevens niet gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Is er bij de bepaling van de risicocontouren rekening mee gehouden dat deze niet gevaarlijke stoffen (bv. plastic artikelen) o.a. grote hoeveelheden chloor en stikstof verbindingen kunnen bevatten. Zo is onder 6.8.3 van de ontwerp vergunning opgenomen dat bepaalde percentages van chloor, zwavel en stikstof in deze opslagen niet mogen worden overschreden, aan te tonen met berekeningen. Kan concreet worden aangegeven hoe dit in zijn werk gaat indien ook niet gevaarlijke stoffen hier worden opgeslagen.
2. Welke overwegingen hebben er aan ten grondslag gelegen om de opslagvoorzieningen 7 t/m 10 niet te voorzien van een automatisch blussysteem?
3. Over opslag voorziening 7 wordt onder 6.8.4 van de ontwerp vergunning gemeld dat deze door de aanwezigheid van een natte blusleiding goed bereikbaar is. Kunt u aangeven hoe deze bereikbaarheid bij een (beginnende) brand gerealiseerd wordt. Zijn de opslag hallen van het DC van Lidl voorzien van rook afzuiging of rookverdrijving via ontluchtingsluiken en worden deze automatisch in werking gesteld?
4. De opslagvoorzieningen 3 tot en met 6 worden voorzien van een automatisch schuimblussysteem. De lucht die gebruikt wordt voor het aanmaken van het schuim wordt van buiten gehaald. Werkt deze installatie ook bij temperaturen van – 15 C, en is dit proefondervindelijk vastgesteld?
1. Aan de te gebruiken stellingen in de opslagruimtes voor gevaarlijke stoffen worden eisen gesteld wat betreft stabiliteit en constructie. Kunt u aangeven hoelang deze constructies ingeval van een brand in stand blijven. Wordt hiermee bij het vaststellen van brandwerendheid van de hoofdconstructie en scheidingswanden rekening gehouden?
2. In de opslagen waarin minder dan 10 ton verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen (opslag voorziening 8,9 en 10) schrijft u in de ontwerpvergunning voor de toepassing van lekbakken in geval de opslag (brandbare ) vloeistoffen bevat. Kunt u aangeven hoe deze voorzieningen zich gedragen ingeval van brand en brand blussing. Niet duidelijk is of deze voorzieningen ook gebruikt worden in de andere opslag ruimtes: onder 4.2.5 van de aanvraag wordt gemeld: "In het DC zal gebruik worden gemaakt van lekbakken met voldoende opslag capaciteit... etc."
3. Worden bij de verzending van de gevaarlijke stoffen de vrachtwagens rechtstreeks beladen vanuit de opslag gevaarlijke stoffen of vindt eerst de groupage van een zending plaats op locaties binnen het DC aan de Oude Graaf. Indien dit laatste het geval is, kunt u aangeven welke hoeveelheden van de gevaarlijke stoffen binnen het DC op enig moment maximaal buiten de daarvoor bestemde opslagen gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, gereed voor verzending?
4. In rapport F18348-7-RA#002 wordt in pag. 5 gesteld dat uit de praktijk blijkt dat het aandeel brandbare drijfgassen 30 % van het totale gewicht is. Kan worden aangegeven op welke informatie dit gebaseerd is. Wordt er geen gebruik gemaakt van brandbare stoffen (bev.: minerale olie/ smeermiddelen etc.) in combinatie met deze drijfgassen?
5. De tekst op pag.18 van het onder punt 14 genoemde rapport is niet volledig en kan dus niet beoordeeld worden.
6. Door de ligging van de geplande opslag voorzieningen aan de westkant van het gebouw, zeer dicht bij het zwembad de IJzeren Man, Kinderpretland Weert, het Natuur en Milieucentrum, party centrum de Sluis en een aantal woningen aan de noordkant van de Kazernelaan, ontstaat voor deze kwetsbare locaties in alle gevallen bij brand een groot risico. Bij wind uit noord tot oost is voor bovenstaande locaties de enige ontsnappingsroute bij brand in het DC de Kazernelaan. Met een capaciteit van mogelijk enkele duizenden bezoekers aan deze recreatieve voorzieningen, kan dit bij een incident mogelijk niet beheersbare problemen opleveren. Niet inzichtelijk en /of onduidelijk is, op welke wijze in het vooroverleg naar deze kwetsbare bestemmingen is gekeken (bv.: logistieke maatregelen, extra voorzieningen etc. ). Kunt u aangegeven op welke wijze deze risico''s zijn besproken en de hierbij behorende stukken ter inzage geven. (Wob).
1. In het advies van de brandweer Limburg- Noord wordt gesteld dat de hulpdienstverlening in de regio ontoereikend is voor hulp groter dan Maatramp III(pag.3; pagina''s zijn in rapport zelf niet genummerd).
Geconcludeerd wordt aan de hand van tabel 2 onder het kopje Toekomstige situatie (pag.4 van rapport ) "Uit de analyse blijkt dat de hulpvraag bij een maatgevend incident overeenkomt met Maatramp 2. De hulpverleningscapaciteit is voldoende om aan deze hulpvraag te voldoen". Aangezien de basis van deze conclusie gevormd moet zijn door scenario''s voor het berekenen van de risicocontouren van advies bureau Peutz (zie vorige bovenstaande zienswijzen) is deze conclusies discutabel. (Overigens staat op pag. 4 nog een tekstverwerkingsfout.
1. In het masterplan Brandveiligheid Sprinklerinstallaties is op pag. 24 opgenomen een Bijlage B: Verklaring van geen bezwaar .
Handtekeningen voor Akkoord ontbreken van BoWoTo/Brandweer; Eigenaar /gebruiker; Inspectie-Instelling.
Conclusie:
Gezien
» Punt 1t/m 18 van deze zienswijze;
» de fouten en tekortkomingen in de aanvraag en de ontwerpvergunning,
» de niet onderbouwde keuze voor het scenario waarmee de risicocontouren zijn vastgesteld,
» de niet aantoonbaarheid van de verantwoording van het bevoegd gezag met betrekking tot het groepsrisico,
is niet onderbouwd dat de aanvraag voldoet aan hoofdstuk 5 van het IVB.
Daarnaast willen wij extra benadrukken dat door de ligging van de geplande opslag voorzieningen aan de westkant van het gebouw, zeer dicht bij het zwembad de IJzeren Man, Kinderpretland Weert, het Natuur en Milieucentrum, party centrum de Sluis en een aantal woningen aan de noordkant van de Kazernelaan, voor deze kwetsbare locaties in alle gevallen bij brand een groot risico ontstaat (ook als de conclusie is dat de kans op het ontstaan van brand zeer klein is). Bij wind uit noord tot oost is voor bovenstaande locaties de enige ontsnappingsroute bij brand, in het DC, de Kazernelaan. Met een bezetting van mogelijk enkele duizenden bezoekers aan de recreatieve voorzieningen, zou dit bij een incident niet beheersbare problemen kunnen opleveren.
We zijn dan ook van mening dat deze aanvraag niet in behandeling had mogen worden genomen.
Naar aanleiding van mijn zienswijze verzoeken wij u de milieuvergunning niet af te geven. Wij houden ons het recht voor deze zienswijze in een later stadium aan te vullen en/of te wijzigen. Voorts verzoek ik u ons in kennis te stellen over en te betrekken bij verdere besluitvorming.
Mocht u naar aanleiding van bovenstaande nog vragen hebben, dan zijn we graag bereid dit toe te lichten.
Namens een aantal verontruste bewoners van de Kazernelaan,
A.J.J.M. Feiter
Ambachtenhof 12
6006 LX Weert