Groen Weert logo editor
 X 
Kanttekeningen bij de uitspraak van de Raad van State
geplaatst 6-8-2017
weegschaalKanttekeningen bij de uitspraak van de Raad van State d.d. 28-06-2017 in het Herzieningsverzoek van SGW inzake de uitspraak van 25 nov. 2015 van de RvS m.b.t. het aanvechten van de verleende ontgrondingsvergunning aan CZW d.d. 18-12-2014 Uitspraak 201608552/1/R3

uitspraken rechtspraak.nl

De RvS verklaarde het Herzieningsverzoek van SGW helaas niet-ontvankelijk, vanwege vermeende overschrijding van de indieningstermijn, en heeft inhoudelijk geen uitspraak gedaan.

Op 18 december 2014 verleende de provincie Limburg een nieuwe ontgrondings-vergunning aan CZW. Een zogenaamde actualisatievergunning om alle eerdere ambtelijke wijzigingen te verwerken. In werkelijkheid was het doel om de illegaal gedolven en nog te delven hoeveelheid alsnog te vergunnen. |
Volgens de vergunning uit 2001 mocht maar 4,7 miljoen m³ gedolven worden. Onder de oevers van het inrichtingsplan mocht, volgens de vergunningaanvraag, maar tot de aanwezige leemlaag zand gewonnen worden, terwijl volgens de actualisatievergunning als een ‘bak’ ontgrond zou mogen worden. Door in de tekst op te nemen dat er dan niet meer werd ontgrond, ondanks de ruime toename van het ontgrondingslichaam, was sprake van misleiding. Dat door de provincie Limburg niet is gekozen om handhavend op te treden is laakbaar verwijt.

De wettelijke termijn voor het indienen van een Herzieningsverzoek is een jaar na een uitspraak. Tot onze onaangename verrassing begon het college met de uiteenzetting: ‘Een uitzondering op die regel wordt gemaakt voor die uitzonderlijke gevallen waarin het belang van de rechtszekerheid van andere belanghebbenden en bestuursorganen dermate betrokken is, dat het hanteren van een zo lange termijn niet aanvaardbaar zou zijn. Dan geldt een termijn van 3x6 weken’.
Het definitieve oordeel hierover zou aan SGW in de uitspraak zelf worden gecommuniceerd.

Om een uitspraak door de RvS aan te vechten, is het nodig dat er nieuwe feitelijke informatie wordt aangeleverd door verzoeker (hier SGW). De Raad van State oordeelde dat SGW daaraan had voldaan en vermeldt in de uitspraak deze stukken.
Deze informatie heeft SGW o.a. verkregen na Wob-verzoeken bij de provincie Limburg en het waterschap Peel en Maasvallei.
Deze procedures hebben de nodige tijd gekost. Bovendien kon SGW niet weten dat de gehanteerde beroepstermijn anders (nl. zeer veel korter) zou zijn dan een jaar zoals aangegeven op de website van de RvS.

Inhoudelijk heeft de Raad van State geen uitspraak gedaan. Tijdens de zitting gaf de RvS tevens aan dat een Herzieningsverzoek een bestuursrechtelijke kwestie is en dat de RvS niet bevoegd is in handhavingszaken.

Niettemin erkende de RvS dat het Herzieningsverzoek ontvankelijk was, bij het tijdig indienen hiervan, betreffende een aantal belangrijke feiten die SGW in haar Herzieningsverzoek naar voren brengt:

1- De tekeningen 96-2154-01 en -02 hebben wel degelijk bij de aanvraag voor de vergunning gezeten, in tegenstelling tot wat CZW bij de zitting van 25 nov. 2015 hierover verklaarde.
Hierdoor kan nu alsnog, samen met andere nieuwe gegevens, bewezen worden dat ca 3,25 miljoen m3 illegaal ontgrond is buiten de wettelijk toegestane hoeveelheid van 4,7 miljoen m3. Door de extra delvingen moest via de markt aangeboden, vaak vervuilde grond en bagger, aangevoerd worden. Ook is door de ontgronder geen verplichte maatschappelijke tegenprestatie voor de extra delvingen geleverd.

2- Waterpeildaling a.d.h.v. nieuwe gegevens Waterschap Peel en Maasvallei.
Met de nieuwe gegevens kon in combinatie met andere gegevens aangetoond worden dat het waterpeil in het kwetsbare broekbos met het doorgraven van de leemlaag rond 1999 met ongeveer 1m was gedaald. De provincie had deze gegevens niet meer. De ontgronder had de verplichting om maatregelen te nemen bij een grondwaterdaling van meer den 5 cm. Deze zijn niet genomen. Inmiddels zijn alle poelen in het broekbos verdroogd.
Ook de brief van 8 jan. 2016 van de staatssecretaris van EZ zou dan meegenomen zijn.
(Betreffende het wijzigen van de N2000-status van het Broekbos op oneigenlijke gronden, aangedragen door CZW.)

Alle andere ingebrachte zaken zijn niet ontvankelijk omdat deze al voor het indienen van het beroep bekend waren, volgens de Raad van State.

SGW heeft tijdens de zitting aandacht gevraagd voor de tekst op de website van de Raad van State waarin duidelijk staat dat de indientermijn voor een Herziening 1 jaar is. Mogelijke uitzonderingen worden niet genoemd.
De voorzitter is toen (en nu) hierop niet ingegaan en heeft aangegeven dat zij intern voor dit geval nog een onderzoek en een uitspraak moesten doen die SGW alsnog zou vernemen.
Ook vroeg hij alle aanwezigen of ze beseften wat de gevolgen van een voor de provincie ongunstige uitspraak zou zijn. In dat geval zouden nl. de vergunningsprocedure (besluit 18 dec. 2014) en de latere genomen besluiten nietig verklaard moeten worden.

De Raad van State oordeelde uiteindelijk dat de eerder genoemde korte indieningstermijn aan de orde was want: ‘Het belang van de rechtszekerheid van CZW weegt naar het oordeel van de Afdeling dermate zwaar, dat het hanteren van een termijn van één jaar in dit geval niet aanvaardbaar is.’

De provincie Limburg en CZW trekken daarmee aan het langste eind. Niet omdat SGW in het ongelijk is gesteld maar omdat een indientermijn is gehanteerd waarmee SGW niet bekend was of kon zijn.
Helaas heeft de Raad van State hiermee het economisch belang zwaarder laten wegen dan het algemeen belang.
Voor het rechtsgevoel van participerende burgers is deze gang van zaken fnuikend.

Stichting Groen Weert


Inrichtingsplan 2004 en situatie in 2015
 170730_CZW_Inrichtingsplan_2004
Inrichtingsplan 2004. Onder de oevers mocht niet ontgrond worden.

Luchtfoto_CZW
(deel foto van presentatie CZW klankbordgroep 6 april 2017)
Te zien is de ontgronding als een ‘bak’tot nabij de concessiegrens.
Het deel rechts achter, tegen het broekbos, is aangevuld met aangevoerde deels vervuilde grond en bagger.